Nieuws

Verslag wetgevingsoverleg Belastingplan 2019 d.d. 5 november 2018

Geplaatst: 06 november 2018
Kenmerk: 2018.04804

Verslag wetgevingsoverleg Belastingplan 2019 d.d. 5 november 2018

Verslag wetgevingsoverleg Belastingplan 2019 d.d. 5 november 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft op 5 november 2018 overleg gevoerd met de heer Snel, staatssecretaris van Financiën, over: het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019) (35026);

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan nog een vraag over de btw in relatie tot de sport. Het kabinet stelt een wijziging voor om de ongewenste structuren in relatie tot de btw te voorkomen. Veel mensen die actief zijn in de sport maken zich grote zorgen over dit nieuwe btw-regime, dat vanaf 1 januari gaat gelden. Hier is al eerder aandacht voor gevraagd door de gehanteerde omschrijving van het begrip "winstoogmerk". Daar lijken nu ook de sportbedrijven die voor bijvoorbeeld gemeenten de sportaccommodaties exploiteren de dupe van te worden. Kan de staatssecretaris aangeven waarom voor de huidige route gekozen is? Is de staatssecretaris bereid om de sportbedrijven als winstbeogend aan te merken? Of zijn er andere oplossingen om de grote zorgen bij deze grote groep weg te nemen? We vinden het allemaal belangrijk dat kinderen en

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik was gekomen bij de btw-verhoging. De schuif van belasting op arbeid naar belasting op consumptie acht ik rechtvaardig. Wel zou ik willen weten of de grenseffecten goed gemonitord blijven worden. Bij de verruiming van de sportvrijstelling codificeert de staatssecretaris niet alleen het arrest; de definitie van winst beogen wordt ook aangescherpt. Dit maakt dat veel commerciële sportbedrijven ook onder de vrijstelling gaan vallen en dus geen recht op aftrek hebben. Dan heb ik het over zwembaden, gymzalen, sporthallen en ijsbanen. Straks valt alleen het fitnesscentrum nog onder de definitie van winst beogen. Waarom heeft de staatssecretaris hiervoor gekozen? De staatssecretaris geeft aan dat hij artikel 133a van de btw-richtlijn beoogt te implementeren, maar de nieuwe bepaling lijkt veel verder te gaan dan dit artikel. Bovendien staat er in artikel 133 dat lidstaten voorwaarden kúnnen stellen. Waarom zou de huidige wet niet voldoen aan de richtlijn? Is er een analyse gemaakt van welke sportbedrijven door de nieuwe formulering worden geraakt? En wat is daarvan het financiële effect? Is de nieuwe sportsubsidie nog wel genoeg als er zoveel meer rechtspersonen onder de vrijstelling gaan vallen?

Waar veel commerciële sportbedrijven niet onder de sportvrijstelling willen vallen, is dit voor de denksportverenigingen juist een grote wens. Helaas is dit door het arrest van het Hof van Justitie niet meer mogelijk, omdat denksport volgens het Hof onvoldoende fysieke component kent. De staatssecretaris heeft al eerder geantwoord dat hij ging bezien of de denksportverenigingen dan kunnen vallen onder de sociaal-culturele vrijstelling. Wat is de uitkomst van deze denkexercitie geweest? Komt de denksport voor het eind van het jaar — ik denk bij het eindejaarsbesluit — onder de sociaal-culturele vrijstelling te vallen?

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb een vraag over de btw-vrijstelling voor commerciële sportorganisaties. Mevrouw Lodders had het daar al over, u heeft het erover, en ik zou er ook een opmerking over willen maken. We willen natuurlijk niet dat door zo'n technische aanpassing de prijs van het kaartje voor het zwembad of de huur van een sportzaal fors verhoogd wordt, waardoor uiteindelijk ook de contributie van sportverenigingen omhooggaat. Dit is wat mij betreft zo'n onvoorzien gevolg van een maatregel. Maar we hebben nog meer maatregelen die onvoorziene gevolgen hebben, bijvoorbeeld de ATAD-richtlijn, die gaat betekenen dat de woningbouwcorporaties 335 miljoen extra gaan betalen aan de Staat en dat inmiddels vier maanden van de huur van een huurder direct naar de overheid gaan. Ze betalen dus vier maanden huur aan belasting. Vindt de heer Omtzigt dat ook niet een ongewenst gevolg van de maatregel?

Maar ook de btw-vrijstelling op commerciële sportorganisaties — het zwemkaartje wordt duurder, net als de contributie van de sportclub — willen we niet. Tegelijkertijd kregen wij een oproep van deze organisaties: het moest toch niet zo zijn dat wij gingen deprivatiseren. Nou, ik zou het niet erg vinden als gemeentes gewoon weer goede eigen voorzieningen hebben, zoals zwembaden, sportlocaties en gymzalen. In het verleden is dat misschien te veel op afstand gezet, maar dat is een andere discussie. Die hoort thuis in de gemeenteraadszaal.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het tweede gaat over de sportvrijstelling en de mogelijke schade voor de sportsector. Kan de staatssecretaris bevestigen dat hij de sector als geheel een-op-een compenseert via andere maatregelen? Ten tweede heb ik een vraag over de implementatie. Klopt het dat landen zoals België, Frankrijk en Duitsland nu minder ver gaan in de implementatie? Dat komt doordat — nu wordt het even technisch, maar dat past ook wel bij dit wetgevingsoverleg — het niet bij artikel 11, lid 3 wordt ingevoegd, wat gaat over de eisen aan wat "winstbeogend" is, maar volgens artikel 11, lid 4 niet per se nodig zou zijn voor de implementatie of de uitvoering van de Europese uitspraak. Graag zou ik er heel specifiek een onderbouwing van hebben waarom dat volgens het kabinet toch wel nodig is.