Nieuws

Dossier ‘Belastingrente’

Geplaatst: 03 november 2018
Bron: Uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 juli 2018, nr. 17/00711
Kenmerk: 2018.04792

Dossier ‘Belastingrente’

Niet alleen gemeenten maar ook het bedrijfsleven wordt geconfronteerd met ongewenste belastingrente.

1. Feiten

Een besloten vennootschap heeft over 2013 een aangifte Vennootschapsbelasting ingediend. In de aangifte Vpb is een bedrag aan te verrekenen verliezen opgenomen. De belastinginspecteur legt overeenkomstig de aangifte Vpb een voorlopige aanslag op. De aangifte Vpb wordt twee jaar later in behandeling genomen. De belastinginspecteur matigt de te verrekenen verliezen in de definitieve aanslag. Door de vermindering van de te verreken verliezen is meer Vpb verschuldigd. De belastinginspecteur brengt belastingrente in rekening.

2. Standpunt belastingplichtige

De belastingplichtige neemt het standpunt in dat de belastinginspecteur de aanslag binnen drie maanden had kunnen vaststellen en dat hij ingevolge het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 15 februari 2016, nr. BLKB 2016/19 slechts beperkt belastingrente is verschuldigd.

3. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

De rechtbank wijst het beroep in haar uitspraak van 27 september 2017, nr. BRE 17/2704 af. De belastinginspecteur heeft conform aangifte Vpb een voorlopige aanslag Vpb opgelegd. De belastingschuld is terecht hoger vastgesteld. De belastingschuld is ontstaan door belastingplichtige. Dat de onderhavige fout direct geconstateerd had kunnen worden, brengt volgens de rechtbank niet mee dat op grond van algemene beginselen van behoorlijk bestuur ook direct – of binnen drie maanden zoals belanghebbende bepleit – een definitieve aanslag opgelegd had moeten worden.

Voor het opleggen van een definitieve aanslag geldt namelijk dat de belastinginspecteur met zorgvuldigheid kennis moet nemen van de inhoud van de aangifte; er had immers ook sprake kunnen zijn van andere fouten dan de onderhavige fout. Die zorgvuldigheid brengt ook mee dat de belastinginspecteur bij de uitvoering van die taak een zekere vrijheid toekomt bij de inrichting van zijn werkzaamheden. Het opleggen van de onderhavige aanslag binnen de (verlengde) aanslagtermijn valt binnen die vrijheid. De inspecteur schendt dan ook niet het zorgvuldigheidsbeginsel (of een ander beginsel van behoorlijk bestuur) door de belastingrente te berekenen.

4. Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt in zijn uitspraak van 6 juli 2018, nr. 17/00711, dat de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Het Hof voegt daaraan nog het volgende toe. Belanghebbende stelt dat de Inspecteur de aangifte niet ruim twee jaar mag laten liggen in een geval dat, zoals in onderhavige procedure, de computersystemen van de Belastingdienst aangeven dat de te verrekenen verliezen minder waren dan belanghebbende in haar aangifte had vermeld. De Inspecteur stelt terecht dat in een dergelijk geval nader onderzocht zal moeten worden welk bedrag juist is en of de fout is gelegen in de aangifte of in de computersystemen van de Belastingdienst. Er worden vele aangiften door het systeem ‘uitgeworpen’ en de Inspecteur stelt terecht dat het hem vrij staat bij de afhandeling van aangiften de prioritering te kiezen die hem daarbij wenselijk voorkomt. Voor een beperking van de belastingrente is in dit geval geen plaats.

De belastingplichtige heeft beroep in cassatie ingesteld.