Nieuws

BTW: Heffing van btw bij werkzaamheden van toezichthouders en leden commissies

Geplaatst: 07 augustus 2021
Kenmerk: 2021.36930

BTW: Heffing van btw bij werkzaamheden van toezichthouders en leden commissies

In dit nieuwsbericht berichten wij u over het Besluit van 28 april 2021, nr. 2021-9403 en het Besluit van 28 juli 2021, nr. 2021-17080 inzake de heffing van btw van leden van raden van toezicht, raden van commissarissen, alsmede bezwaaradviescommissies en toetsings-, geschillen- en vergelijkbare commissies zoals visitatiecommissie, monumentencommissie, cultuurcommissie, commissie W&I, klachtencommissie, welstandscommissie, commissie ruimtelijke kwaliteit, bezwarencommissie maar ook de rekenkamer en adviesraden (hierna: toezichthouders).

1. Samenvatting

De Staatssecretaris van Financiën neemt in zijn Besluit van 28 april 2021, nr, 2021-9403, het standpunt in dat op persoonlijke titel benoemde voorzitters en leden van bezwaaradviescommissies, toetsingscommissies, geschillencommissies en vergelijkbare commissies geen btw-ondernemer zijn omdat de activiteiten geen zelfstandige economische activiteiten zijn. Ook natuurlijke personen die op persoonlijke titel commissariaten, toezichtfuncties en dergelijke vervullen zijn geen btw-ondernemer.

Een persoon die lid is van een toezichthoudend orgaan is geen btw-ondernemer als de toezichtwerkzaamheden als geheel op naam van en onder verantwoordelijkheid van het toezichthoudende orgaan worden verricht. Een persoon die lid is van een commissie en op persoonlijke titel is benoemd is geen btw-ondernemer als de taak en bevoegdheden van de bezwaaradviescommissie en het adviescollege wettelijk zijn geregeld. De deelnemers aan een commissie die zelf geen wettelijke taak heeft maar door een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon op eigen initiatief zijn ingesteld voor een deel van de taken van de rechtspersoon zijn ook geen btw-ondernemer.

In het besluit neemt de staatssecretaris van Financiën het standpunt in dat de individuele leden van dergelijke commissies en toezichthouders niet als btw-ondernemer kwalificeren indien en voor zover de betreffende commissies dan wel raden alleen gezamenlijk bevoegd zijn om beslissingen te nemen/toezicht te houden, en de individuele leden dus niet zelfstandig dergelijke bevoegdheden of verantwoordelijkheden dragen. Dit betekent dat volgens de Staatssecretaris van Financiën leden van commissies en toezichthouders die alleen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor hun werkzaamheden dan wel uitsluitend gezamenlijk beslissingen kunnen nemen vanaf 7 mei 2021 geen btw meer in rekening mogen/hoeven te brengen ter zake van de vergoeding voor hun werkzaamheden.

Het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 28 april 2021 inzake heffing van btw bij werkzaamheden van toezichthouders en leden van diverse commissies is gebaseerd op jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie en de Nederlandse Hoge Raad. In het besluit wordt vermeld: “In de arresten HvJ EU 13 juni 2019, C-420/18 (IO), ECLI:EU:C:2019:490 en HR 26 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1143 gaat het om een commissaris van een toezichtsorgaan respectievelijk een lid of voorzitter van een bezwaaradviescommissie die niet loontrekkend is en ten opzichte van de opdrachtgever ook niet enige andere juridische band heeft waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat ten aanzien van de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever. Niettemin zijn zij geen ondernemer omdat ze niet zelfstandig zijn in de uitoefening van hun economische activiteit. De zelfstandigheid ontbreekt omdat de hiervoor genoemde leden geen individuele taken of verantwoordelijkheden hebben, en zij de werkzaamheden niet op eigen naam, voor eigen rekening en/of onder eigen verantwoordelijkheid verrichten, en zij geen economisch risico lopen”.

2. Besluiten Staatssecretaris van Financiën inzake commissaris, voorzitters en leden commissies

Met betrekking tot de btw-aspecten van toezichthouders, commissarissen en leden van commissies heeft enige tijd onduidelijkheid bestaan. In zijn arrest van 13 juni 2019 in zaak C-420/18 (IO) oordeelt het Hof van Justitie dat een lid van een raad van commissarissen van een Nederlandse stichting niet zelfstandig economisch activiteiten verricht en daarom niet kwalificeert als btw-ondernemer. In zijn arrest van 26 juni 2020 oordeelt de Hoge Raad dat een lid van een bezwarencommissie geen btw-ondernemer is omdat de economische activiteiten niet zelfstandig worden uitgeoefend. De Staatssecretaris van Financiën heeft in juni 2019 bekend gemaakt dat hij een beleidsbesluit zal maken over de btw-aspecten van toezichthouders.

2.1. Besluit 28 april 2021 Geen belastingplicht

In het Besluit van 28 april 2021, nr. 2021-9403 worden vier casussen beschreven waar volgens de Staatssecretaris van Financiën geen sprake is van btw-ondernemerschap en daarmee belastingplicht voor de btw.

1. De natuurlijke persoon die op persoonlijke titel wordt benoemd in een toezichthoudend orgaan van een BV of NV waarbij de positie van de commissaris c.q. toezichthouder een wettelijke grondslag heeft in het privaat- of publiekrecht zoals een NV, BV of (bedrijfstak)pensioenfonds. De commissaris verzorgt zijn werkzaamheden als statutair lid van het toezichtsorgaan en handelt namens het toezichtsorgaan. De werkzaamheden worden verricht op naam en onder verantwoordelijkheid van het toezichthoudende orgaan.

2. De natuurlijke persoon die op persoonlijke titel wordt benoemd in een toezichthoudend orgaan van een stichting of vereniging waarbij de positie van de commissaris c.q. toezichthouder een grondslag heeft in de reglementen en statuten van de stichting of vereniging. Uit de statuten blijkt dat de toezichtwerkzaamheden op naam van en onder verantwoordelijkheid van het toezichthoudende orgaan worden verricht en dat de leden geen individuele verantwoordelijkheid dragen voor de handelingen van de raad die zijn vastgesteld in het kader van de juridische vertegenwoordiging van de rechtspersoon.

3. De voorzitter en leden van de bezwaaradviescommissie en adviescommissies met een wettelijke taak. Bezwaaradviescommissies in de zin van artikel 7:13 Awb hebben als wettelijke taak een bestuursorgaan dat een bezwaar behandelt, te adviseren over het bezwaar. Taak en bevoegdheden van deze bezwaaradviescommissies zijn wettelijk geregeld. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling blijkt dat de voorzitters en de leden bij de uitoefening van hun taken als geheel op naam van en onder verantwoordelijkheid van de bezwaaradviescommissie handelen. De adviezen van de bezwaaradviescommissie maken bovendien juridisch deel uit van de beslissing van het bestuursorgaan (artikel 7:13, lid 7 Awb) en zijn daardoor onderdeel geworden van de handelingen van het bestuursorgaan. Het ontbreekt de voorzitters en leden van een dergelijke commissie daarom aan zelfstandigheid in de zin van artikel 7 Wet OB bij het verrichten van deze activiteiten, ongeacht of hiervoor een vergoeding wordt ontvangen.

4. De voorzitter en leden van toetsings- geschillen- en vergelijkbare commissies. Het gaat hierbij om deelname aan commissies die zelf geen wettelijke taak hebben, maar door een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon op eigen initiatief zijn ingesteld voor de uitoefening van (een deel van) diens taken. Uit de statuten moet blijken dat de voorzitters en leden extern geen individuele taken of verantwoordelijkheden hebben, maar dat zij statutair en reglementair een bepaalde taakstelling van de commissie als geheel uitvoeren, waarmee de werkzaamheden van (de leden van) de commissie juridisch deel uitmaken van de handelingen van de rechtspersoon. Een voorwaarde dat de voorzitters en leden van een dergelijke commissie niet zelfstandig hun werkzaamheden uitoefenen in de zin van artikel 7 Wet OB, is dat een uitspraak of een beslissing van de commissie alleen tot stand kan komen wanneer de voltallige commissie de uitspraak doet of de beslissing neemt.

2.2. Besluit 28 juli 2021 Aanvullende goedkeuringen

  • In zijn Besluit van 28 juli 2021, nr. 2021-17080, benadrukt de Staatssecretaris van Financiën dat de werkzaamheden niet als btw-ondernemer worden verricht, ook niet als deze werkzaamheden in het verlengde liggen van of samenhangen met activiteiten waarvoor wel wordt gekwalificeerd als ondernemer.
  • Btw-aftrek bij organisatie niet langer relevant. In het besluit d.d. 28 april 2021 is goedgekeurd dat de btw die door de toezichthouders is gefactureerd in het tijdvak 13 juni 2019 en 7 mei 2021 niet hoeft te worden gecorrigeerd als deze btw bij de afnemer in aftrek is gebracht. In het besluit van 2 augustus 2021 is bevestigd dat de goedkeuring geldt voor alle situaties waarin de toezichthouders btw hebben gefactureerd ongeacht of de organisatie de door de toezichthouders gefactureerde btw in aftrek heeft genomen. Voor organisaties met een beperkt recht op aftrek van btw zal het corrigeren van onterecht gefactureerde btw vanuit financieel perspectief voordelig zijn omdat de kosten worden beperkt. Volgens Taxnavigator geldt deze goedkeuring ook voor gemeenten ondanks het feit dat gemeenten de onterecht gefactureerde btw geheel of voor een deel hebben gecompenseerd bij het BTW-compensatiefonds.
  • Aftrek van btw bij toezichthouders c.q. commissieleden blijft in stand. In het besluit van 2 augustus 2021 is ook expliciet goedgekeurd dat de door de toezichthouders in vooraftrek gebrachte btw in stand kan blijven. Voor de toezichthouders leidt corrigeren van in het verleden onterecht gefactureerde btw alleen tot een administratieve last en niet tot een financiële last.
  • Geen herziening voor investeringsgoederen. Voor de heffing van btw en de toepassing van het BTW-compensatiefonds zijn investeringsgoederen onroerende en roerende zaken waarop de toezichthouders voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting moeten afschrijven (denk bijvoorbeeld aan een laptop, een smartphone of een auto). Roerende investeringsgoederen worden voor de aftrek van voorbelasting ná het jaar van eerste ingebruikneming ingevolge de btw-herzieningsregels nog vier boekjaren gevolgd en onroerende zaken worden in principe nog negen boekjaren gevolgd. Als een toezichthouder die investeringsgoederen gedurende de herzieningsperiode niet langer voor met btw belaste dienstverlening gebruikt dan is hij verplicht om de eerder in aftrek gebrachte btw te herzien c.q. te corrigeren. In het besluit van 2 augustus 2021 is goedgekeurd dat deze herziening van btw achterwege kan blijven.
2.3. Aandachtspunten
  • Voor het btw-ondernemerschap van de toezichthouder of lid van de commissie is niet van belang of de toezichthouder of het lid één of meer functies heeft.
  • Voor zover een casus niet in het besluit is beschreven moet volgens de Staatssecretaris van Financiën nog steeds op basis van de individuele omstandigheden worden beoordeeld of sprake is van btw-ondernemerschap.
  • Het standpunt van de Staatssecretaris van Financiën heeft geen gevolgen voor de andere werkzaamheden die de toezichthouder of lid van de commissie verzorgd.
  • Het Besluit heeft terugwerkende kracht tot 13 juni 2019. De toezichthouder of het lid van de commissie die onder de in het Besluit beschreven categorieën valt is vanaf 13 juni 2019 geen btw-ondernemer meer.
  • Leden van gemeentelijke commissies en toezichthoudende organen mogen met ingang van 7 mei 2021 in bijna uitsluitend alle gevallen geen btw meer factureren voor hun commissiewerkzaamheden en werkzaamheden als toezichthouder.
  • Heffing van btw is zeker niet aan de orde als het lid van de commissie of toezichthouder de btw-kleine-ondernemersregeling toepast. Klik hier
3. Gemeentelijke praktijk
  • Voor uitwerking aandachtspunten gemeentelijke praktijk. Klik hier

4. Loonheffingen

Onder voorwaarden kunnen gemeenten samen met de leden van commissies een arbeidsrelatie aanmerken als fictieve dienstbetrekking, de regeling opting-in. De opdrachtnemer wordt dan ‘pseudowerknemer’ genoemd. Bij opting-in breng je de arbeidsrelatie vrijwillig onder de loonbelasting/volksverzekeringen. De gemeente houdt loonbelasting, premie volksverzekeringen en bijdrage Zorgverzekeringswet in over de vergoeding. Opting-in geldt niet voor de werknemersverzekeringen.

5. Documenten en publicaties

  • Voor raadplegen Besluit d.d. 28 april 2021, nr. 2021-9403. Klik hier
  • Besluit d.d. 28 juli 2021, nr. 2021-17080. Klik hier
  • Arrest Hof van Justitie d.d. 13 juni 2019 in zaak C‑420/18. Klik hier
  • Arrest Hoge Raad d.d. 26 juni 2020, nr. 18/02684. Klik hier
  • Voor raadplegen modellabeling. Klik hier

Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator/eindredactie mr. dr. J.J.P. (Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl. © Copyright Taxnavigator BV/Nestor Business Media BV/Nestor Media Groep. Ter zake van onze fiscale dienstverlening en berichtgeving gelden algemene voorwaarden en hetgeen wordt vermeld in de colofon.